Als de stilte te luid wordt: over intra-familiaal geweld en de littekens bij het jonge kind.
In een huis waar geweld woont, wordt stilte een taal. Geen gewone stilte, zoals die waarin verhalen voor het slapengaan worden verteld of waarin een kind aandachtig naar het gefluit van vogels luistert. Nee, het is een andere stilte. Een dreigende, gespannen stilte. De stilte vóór de klap. De stilte ná het schreeuwen. En ook al kunnen ze de woorden niet vatten, kinderen van drie voelen die stilte als geen ander.
Een peuter van drie is nog klein – nog maar net begonnen aan het ontdekken van de wereld. In die prille levensfase hoort de thuissituatie een veilige haven te zijn: een plek waar liefde, warmte en voorspelbaarheid het fundament vormen. Maar voor kinderen die opgroeien in een omgeving van intra-familiaal geweld – geweld tussen ouders of gezinsleden – wordt die veilige haven een onvoorspelbare zee.
Ze zien meer dan we denken. Ze voelen wat wij soms proberen te verstoppen. Een driftige blik, een gespannen kaak, een dichtslaande deur – dat alles nestelt zich in hun kleine lijf. Want een kind hoeft het geweld niet letterlijk te zien om het te ervaren. Het geluid van brekend servies. Het huilen van een ouder achter een gesloten deur. Het steeds terugkerende gevoel dat er iets mis is. Het slaat zich op, die onzichtbare angst.
Kinderen van drie zijn nog volop bezig met het vormen van hun hechting: de basis van vertrouwen in zichzelf en de wereld. Als ze in plaats van veiligheid vooral spanning en dreiging ervaren, tast dat hun vertrouwen diepgaand aan. Ze kunnen overdreven stil worden, teruggetrokken of net opstandig en driftig – gedrag dat vaak verkeerd begrepen wordt. In werkelijkheid is het een schreeuw om houvast in een wereld die te groot en te beangstigend aanvoelt.
Ook lichamelijk laat intra-familiaal geweld sporen na. Slaapproblemen, buikpijn, bedplassen – het zijn vaak signalen van iets wat zich diep vanbinnen afspeelt. Hun brein, nog in volle ontwikkeling, staat voortdurend in de alarmstand. Wat voor andere kinderen een eenvoudige prikkel is, kan voor hen een dreiging zijn. Een onverwacht geluid, een felle stem, een aanraking die te snel komt – het kan hun hele systeem doen verkrampen.
En dan is er de schaamte. Ook al kunnen ze het gevoel nog niet benoemen, ze dragen het mee. De overtuiging dat het misschien aan hen ligt. Dat als zij maar beter hun best hadden gedaan, het niet gebeurd was. Die gedachte is een zware last voor een kinderhart.
Toch is er ook hoop. Kinderen zijn ongelooflijk veerkrachtig. Met de juiste steun, een veilige omgeving en liefdevolle begeleiding kunnen ze herstellen. Het begint bij erkenning. Bij het zien van het kind – écht zien. Bij luisteren, ook naar wat niet gezegd wordt. En bij het bieden van rust, ritme en onvoorwaardelijke liefde. Want hoe jong ze ook zijn, kinderen onthouden hoe ze zich bij iemand hebben gevoeld.
Laten we daarom blijven kijken, blijven vragen, blijven beschermen. Want ieder kind, ook dat van drie, verdient een thuis dat hen leert wat liefde is – en niet wat angst doet.