Zonder pijn zou niets waardevol zijn. Het is zij die ons onze grenzen toont, onze kwetsbaarheid onthult en daardoor ook onze liefde verdiept. Pijn is onvermijdelijk, als de kern van het bestaan, als de smid die de ziel vormgeeft. Leven betekent leren omgaan met pijn.
Wij kunnen de pijn niet wegcijferen, maar wij kunnen wel kiezen hoe wij haar dragen. Pijn kan ons ketenen of ons steviger laten staan. Zij kan ons verbitteren of tot wijsheid brengen. In deze keuze en onze houding ligt onze vrijheid. Het is niet de pijn zelf, maar ons verzet ertegen dat ons verscheurt. Aanvaarding is geen passieve overgave, maar een daad van helderheid: de moed om te erkennen wat is en ermee te leven.
Wie pijn aanvaardt, ontdekt dat zij niet alleen vernietigt, maar ook schept. Zoals de storm de boom wortelt en het vuur het staal verhardt, zo vormt pijn de mens tot dieper, sterker, voller wezen. De essentie van groei: zonder pijn geen diepte, zonder lijden geen betekenis.
Toch gaat pijn verder dan het individu. Zij opent ons hart voor de ander. Wie zelf gewond is, herkent de wond in een ander. In die herkenning ontstaat mededogen, en in mededogen ontstaat menselijkheid. Wij zijn broeders en zusters in kwetsbaarheid, verenigd in een gedeeld lijden dat ons dichter bij elkaar brengt dan gelijk welke wet.
Onze tijd probeert pijn te verbergen. We verdoven ons met medicijnen, met consumptie, met vermaak. Maar hoe harder wij haar verdringen, hoe dieper zij zich in ons nestelt. Verdrongen pijn komt terug als angst, als verveling, als leegte. Werkelijke vrijheid ligt niet in ontkenning, maar in ontmoeting. Pijn recht in de ogen kijken, zonder vrees, is de enige weg.
Kunst, religie en filosofie zijn pogingen geweest om dit lijden een vorm te geven. In de schreeuw van de dichter, in de stilte van de schilder, in de klanken van de componist horen we telkens echo’s van pijn die omgevormd is tot schoonheid. Net omdat pijn zo onuitspreekbaar is, zoeken wij steeds nieuwe woorden, beelden en gebaren om haar draaglijk te maken. Zo wordt lijden niet een vloek, maar een poort naar betekenis.
Pijn is een beweging. Zij sleurt ons weg uit gemak en sleur, zij schudt ons wakker uit de roes van vanzelfsprekendheid. Zij herinnert ons eraan dat het leven kostbaar is net omdat het vergankelijk is. Wat breekbaar is, is dierbaar. Wat sterfelijk is, weegt zwaar in betekenis. Pijn bewaakt dit besef, hoe hard ook haar hand.
Daarom is zij geen vijand, maar een strenge leermeester. Zij slaat, maar met de hand van wijsheid. Zij kan verpletteren, maar zij kan ook verheffen. Zij legt as, maar ook vruchtbare aarde. In haar paradox ligt haar geschenk: zonder pijn geen ziel, geen liefde, geen groei, geen vreugde, geen betekenis.
Leven zonder pijn is geen leven. Het zou een leeg bestaan zijn, zonder diepte, zonder contrast, zonder schoonheid. De kunst van het leven is daarom niet het ontlopen van pijn, maar het leren dansen met pijn. Soms stapt zij hard, soms zacht, maar altijd bepaalt zij het ritme. Wie weigert, struikelt. Wie meebeweegt, vindt harmonie.
Zo wordt pijn de essentie van het bestaan. Op haar diepe klank ontstaat de melodie van betekenis. En wie die melodie eenmaal hoort, weet dat lijden niet enkel last is, maar ook gave. Pijn schenkt ons de mogelijkheid tot mens-zijn. Zij breekt ons, vormt ons, opent ons en leert ons lief te hebben. Zij maakt ons levend.
Daarom moeten wij haar niet verdrijven, maar omarmen. Want wie pijn aanvaardt, aanvaardt het leven. En wie het leven aanvaardt, ontdekt zijn diepte. Daar, in die diepte, glinstert wijsheid als een verborgen ster.

